Maart 1998. Op een camping, ergens op de grens van Groningen en Drenthe, heeft kachelhandelaar Boon zijn oog laten vallen op een mooi stukje land waar hij hoopt zijn kleinkinderen te kunnen zien opgroeien. Spijtig genoeg wordt precies dat stukje Groningen vooralsnog bezet gehouden door de caravan van een bende losgeslagen kunstenmakers die juist deze plek heeft uitgekozen als centrum van hun literaire totaalconcept 'De karavaan'. Terwijl Boon het terrein inspecteert en nadenkt over manieren om deze stadse uitvreters van het terrein verwijderd te krijgen, wandelt de afgewezen dichter Hylke Gorters uit de richting Haren naar Onnen om aldaar een oude literaire rekening te vereffenen. Ook Louis van Vuuren, activistisch theatermaker in ruste, heeft nog wel een kistje appelen te schillen met de eigenaars van 'De karavaan'. In zijn oude VW-bus bezoekt hij vandaag plekken waar hij met zijn muze, Karavaan-zangeres en actrice, Jorieke, momenten van grote euforie beleefde. En dan is er nog de schrijvende gemeente-ambtenaar Sipko Baars, een van de oprichters van 'De karavaan' die een middagje vrij heeft genomen, om 'op een waardige manier afscheid te nemen van een periode'.
In Ergens op het eind schetst Erik Nieuwenhuis de onvermijdelijke teloorgang van een artistieke vrijplaats. Deze novelle is een tijdsdocument die leest als een detective, waarin de lezer tot het eind toe in spanning wordt gehouden door de vraag naar de uiteindelijke dader.