elkaar verwed hebben. ‘Jij gaat over’, ‘Nietes’, ‘Welles’, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, zelfs Mieps smekende blikken om stilte en mijn boze uitvallen kunnen die twee niet tot kalmte brengen.
Volgens mij moest een vierde van de hele klas blijven zitten, zulke uilen zitten er in, maar leraren zijn de nukkigste mensen die er bestaan, misschien zijn ze nu, bij uitzondering, eens nukkig naar de goede kant.
Voor mijn vriendinnen en mijzelf ben ik niet zo bang, we zullen er wel doorheen rollen. Alleen in wiskunde ben ik onzeker. En n, afwachten maar. Tot zolang spreken we elkander moed in.
Ik kan het met al mijn leraren en leraressen nogal goed vinden, het zijn er negen in getal, waarvan zeven mannelijke en twee vrouwelijke. Mijnheer Kepler, de oude wiskundeleraar, was een tijd lang erg kwaad op me, omdat ik zoveel kletste: vermaning volgde op vermaning, tot ik strafwerk kreeg. Een opstel maken met tot onderwerp ‘Een kletskous’. Een kletskous! Wat kan je daar nu over schrijven? Maar dat was van later zorg en ik stopte mijn agenda na inschrijving in mijn tas en probeerde me rustig te houden.
's Avonds, thuis, toen al mijn andere huiswerk af was, viel mijn oog op de aantekening van het opstel. Met het eindje van mijn vulpen in mijn mond begon ik over het onderwerp na te denken; zo maar gewoon wat bazelen en zo wijd mogelijk uit elkaar schrijven kan iedereen, maar een afdoende bewijs voor de noodzakelijkheid van het praten te vinden, dat was de kunst. Ik dacht en dacht, dan had ik opeens een idee, ik pende mijn 3 opgegeven kantjes vol en was voldaan. Als argumenten had ik aangevoerd, dat praten vrouwelijk is, dat ik wel mijn best zou doen het een beetje te temperen, maar a eren zou ik het wel nooit, daar mijn moeder net zoveel praatte als ik, zo niet meer en dat aan overgeërfde eigenschappen nu eenmaal weinig te doen is.
Mijnheer Kepler moest erg om mijn argumenten lachen, maar toen ik mijn praat-uurtje in de volgende les toch weer voortzette, volgde ook het tweede opstel. Ditmaal moest het een ‘onverbeterlijke kletskous’ zijn. Ook dit werd ingeleverd en Kepler had twee lessen lang niet te klagen